Relatie tussen toetsvorm en eindterm
In principe is voor alle eindtermen elk type toets voorstelbaar. Maar voor bepaalde leerdoelen, met name voor vaardigheden, komen sommige toetsvormen meer in aanmerking. In het schema is dat aangegeven. Voor veel vaardigheden geldt overigens dat ze juist in combinatie met kennis en inzicht hun biologische kant laten zien. Bijvoorbeeld 'waarderen en oordelen' bij seksualiteit en voortplanting of bij biotechnologie en 'beleven' bij ecologie.
Eindterm | Vaardigheid | Schriftelijke toets | Practicumtoets | Praktische opdracht | Poster & presentatie |
A1 | Informatievaardigheden | + | | ++ | ++ |
A2 | Communiceren | + | | | ++ |
A3 | Reflecteren op leren | | | +++ | |
A4 | Studie en beroep | | | ++ | ++ |
A5 | Onderzoeksvaardigheden | + | ++ | +++ | ++ |
A6 | Ontwerpvaardigheden | + | + | +++ | + |
A7 | Modelleren | + | ++ | ++ | |
A8 | Natuurwetenschappelijk instrumentarium | + | +++ | + | |
A9 | Waarderen en oordelen | + | | ++ | ++ |
A10 | Beleven | | | ++ | ++ |
A11-A14 | Denkvaardigheden | ++ | + | ++ | + |
A15(h)/A16(v) | Kennis gebruiken in contexten | ++ | | +++ | ++ |
A15(v)/A16(h) | Kennisontwikkeling en -toepassing | + | | ++ | + |
B1 t/m F4 | Kennis en inzicht | +++ | + | + | + |
| Houding* | | + | + | + |
* Houding staat niet In de eindtermen, maar zou beschouwd kunnen worden als een van de 'andere vakonderdelen' die in het SE getoetst en beoordeeld mogen worden. Dan moet het gaan om biologiegerelateerde houdingen, zoals een onderzoekende, wetenschappelijke houding of een houding van respect voor de levende natuur. In verschillende toetsvormen kan daarover informatie vergaard worden.
Kenmerken toetstaken
Misschien meer nog dan de toetsvorm is de keus voor bepaalde toetstaken bepalend of de toets goed bij de leerdoelen past. Daarbij zijn de volgende kenmerken van toetstaken relevant (bron: Toetsen op school, hoofdstuk 2, par. 2.3 en 2.4):
- Authenticiteit van de taak, zoals:
- een (bijna) echte werk- of leefsituatie;
- een gesimuleerde situatie;
- een 'hands-off'-situatie (beschrijving, filmpje, e.d.);
- een formele situatie (los van context).
- Prestatiecondities/randvoorwaarden, zoals:
- omgeving;
- tijd;
- hulpmiddelen.
- Soorten stimuli, hoe de opdracht wordt aangeboden, zoals:
- Structurering, wat moet of mag de kandidaat zelf bepalen, zoals:
- probleemstelling, aanpak van de taak;
- mogelijke alternatieve werkwijzen/oplossingen;
- gebruik van materialen, gereedschappen en hulpmiddelen.
- Gevraagde respons, zoals:
- keuzes uit alternatieven;
- korte dan wel lange geschreven antwoorden;
- een verslag;
- een presentatie;
- of nog wat anders.
- Gevolgen van de taakuitvoering, zoals:
- mondelinge of schriftelijke feedback op leerproces;
- beoordeling/becijfering voor overgang of examenbeslissing.
In onderstaand schema is voor verschillende toetsvormen aangegeven welke kenmerken de toetstaken daarin meestal hebben. Uiteraard is dit geen wet van meden en perzen. Kenmerk toetstaken | Schriftelijke toets | Practicumtoets | Praktische opdracht | Poster & presentatie |
Authenticiteit | formeel of hands-off | formeel of hands-off | formeel, hands-off of gesimuleerd | formeel, hands-off of gesimuleerd |
Condities | uren, met of zonder hulpmiddelen | uren, met practicummaterialen | weken of maanden, met bronnen | uren of weken, met computer en/of postermateriaal |
Stimuli | teksten, schema's en/of foto's | teksten, schema's en/of foto's | tekst | tekst |
Structurering | sterk | sterk | matig of zwak | variabel |
Respons | korte en/of lange geschreven antwoorden | korte en/of lange geschreven antwoorden, tekeningen, concreet materiaal (bijv. preparaat) of verslag | verslag, ontwerp en/of model | poster met tekst en afbeeldingen en/of presentatie met (audio)visuele ondersteuning, bijv. dia's |